In een lege kooi vervelen papegaaien zich kapot en honden ontwikkelen verlatingsangst als hun baasje vaak van huis is. Mensen en hun omgeving hebben een enorme impact op het welzijn van huisdieren. Daar zijn we ons te weinig van bewust. ‘In de Ikea denkt niemand aan zijn kat.’

De coronacrisis had een ongeziene impact op ons leven. Maandenlang werden we onderworpen aan maatregelen die onze natuurlijke behoeften de kop indrukten, onze mentale gezondheid aantastten en bewegingsvrijheid beperkten. Maar wat als zulke omstandigheden een leven lang dagelijkse kost zijn, zoals dat voor sommige huisdieren het geval is?

Studies die focussen op de positieve invloed van dieren op onze gemoedstoestand zijn talrijk. Zo weten we onder andere dat huisdieren bij hun eigenaars stress kunnen verminderen en gevoelens van eenzaamheid kunnen verzachten.

Maar de relatie werkt ook in de omgekeerde richting. Als mens oefenen we een sterke invloed uit op de gevoelswereld van onze huisdieren – in positieve en negatieve zin. Het aantal studies dat die invloed in kaart brengt, is een stuk beperkter.

Emotionele band

Honden en katten leven al duizenden jaren samen met mensen. Toch is het houden van dieren als gezelschap een relatief nieuw fenomeen. Tot in de 19de eeuw moesten viervoeters vooral nuttig zijn. Honden bewaakten het boerenerf, jaagden op wild en hoedden het vee. Katten elimineerden ratten en muizen in het huis en de stallen. Van een emotionele band was niet per se sprake.

Maar sinds de 20ste eeuw – wanneer rijke stedelingen ze gingen houden als gezelschap – maken huisdieren een belangrijk deel uit van de samenleving. In Europa alleen al hebben 88 miljoen gezinnen minstens één huisdier.

Ook in België zijn we verzot op dierlijk gezelschap. In 2020 telde ons land zo’n 1,3 miljoen honden, 2 miljoen katten en 1,3 miljoen hamsters, konijnen en ratten. We hokken samen met meer dan 5 miljoen huisdieren – en dat zijn alleen de zoogdieren. In Nederland zijn de cijfers vergelijkbaar.

‘Mijn kat kan niet even naar buiten zoals ik. Voor haar is mijn woonruimte nog veel belangrijker dan voor mij’

Geleidelijk aan gebeurt er meer wetenschappelijk onderzoek naar het welzijn van huisdieren. Daarbij komen we steeds meer over ze te weten. Recent bracht Maarten Reesink, als docent verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, het boek Dier en mens uit. Hij legt er onder meer in uit dat ook dieren emoties hebben.

Toen Reesink naar aanleiding van het boek te gast was in de Atlas-podcast van de Nederlandse zender NPO 1, verwees hij naar een studie van een Amerikaanse onderzoeker over konijnen. ‘Deze wetenschapper wilde nagaan wat haar eigen woonruimte voor konijnen betekende. Ze deed dat door zichzelf een paar dagen lang te verplichten om letterlijk op gelijke hoogte te leven met de dieren. Ze kwam niet boven de 20 centimeter van de vloer.’

Het experiment deed de onderzoeker inzien dat haar huppelende huisgenoten haar woning totaal anders b­eleven. Een meubelstuk dat voor haar handig is, bleek voor een konijn een waar obstakel te vormen.

Het onderzoek zette ook Reesink aan het denken. ‘Ik woon in het centrum van Amsterdam. Zelf ga ik dagelijks naar buiten, maar mijn kat zit 24 uur per dag op eenhoog te kijken. Voor haar is mijn woonruimte nog veel belangrijker dan voor mij.’

‘Eigenlijk is het niet meer dan logisch dat als ik naar de Ikea stap voor een nieuw meubelstuk, ik op z’n minst even nadenk over wat mijn aankoop voor mijn kat betekent. Is zij gebaat bij het nieuwe meubelstuk of zal het vooral een hindernis blijken?’

Zelfverminking

De getuigenis van Reesink toont aan dat gezelschapsdieren leven in een wereld op mensenmaat, in huizen die wij voor ons eigen gemak inrichten, maar waarvan zij de samenstelling niet kunnen bevatten.

De afgelopen eeuwen was onze relatie met dieren volstrekt hiërarchisch. ‘Wij bepaalden wat we met ze doen’, zegt Reesink. Dat is nog steeds zo. We kiezen ervoor om huisdieren te houden. We kiezen ervoor om ze overdag alleen te laten, om ze weg te brengen naar het asiel of om ze te doden.

Dat zijn drastische ingrepen in het leven van een dier. Maar ook als we op het eerste gezicht redelijk omgaan met huisdieren, kunnen we een grote impact hebben. Het konijn kwam daarnet al eens aan bod. Dikwijls schaffen mensen er een aan voor hun kinderen, al dan niet ter voorbereiding van de komst van een hond of kat. Het is een pluizig en sociaal beestje, maar het houdt lang niet altijd van knuffels en wil zelden worden opgetild.

Konijnen zijn prooidieren. Dat we ze van bovenaf benaderen om ze op te tillen, net als roofvogels, helpt niet. Als een konijn in zulke situaties grote ogen trekt, krijst of met de poot stampt, dan heeft het duidelijk stress. Zeker als het dier dan ook nog eens in een te klein hok zit, waar het geen kant uit kan.

In dat hok moet een konijn eten, drinken, rusten, slapen, spelen en zich ontlasten. Daarom is het cruciaal dat het groot genoeg is en dat er plekjes zijn waarin het kan schuilen, bewegen en graven. De overheidswebsite huisdierinfo.be geeft aan dat konijnen baat hebben bij een ren van minstens 160 bij 80 centimeter. Idealiter beschikken ze ook over een buitenruimte. Een dwergkonijn heeft minstens 2 vierkante meter nodig, een middelgroot konijn 3 vierkante meter. Grotere konijnen hebben nog meer ruimte nodig.

In België houden we een paar miljoen vissen in aquaria en vijvers. Elk van de honderden soorten heeft zijn eigen behoeften, onder meer voor de inrichting van het aquarium.

Sommige vissen hebben nood aan schuilplekjes, terwijl andere net veel open ruimte verkiezen om in te zwemmen. Hoe dan ook hebben alle soorten behoefte aan plaats. Als ze te dicht op elkaar zitten, worden ze wel eens agressief. Zeker wanneer je ze voedert, of wanneer solitaire soorten gedwongen worden om met twee of meer vissen samen te leven.

Eigenaars van vogels moeten rekening houden met vergelijkbare aandachtspunten. En wie siervogels houdt, moet bovendien voldoende mentale uitdagingen in de kooi kunnen aanbieden.

Een studie uit 2021, gepubliceerd in het tijdschrift Proceedings of the Royal Society B, toont aan dat zeker papegaaien met hun relatief grote hersenen cognitieve stimulansen nodig hebben. Bij experimenten zagen de onderzoekers dat de vogels abnormaal en stereotiep gedrag vertonen als die ontbreken. Verschillende dieren begonnen te kauwen op de tralies van hun kooi of pikten hun eigen veren uit. Soms ging die zelfverminking zo ver dat er weefselschade optrad.

Elk dier is uniek

Hoe komt het dat we soms de mist ingaan bij het houden van huisdieren, en dan vooral bij konijnen, vissen en vogels? ‘Alles staat of valt met hoe we ons verhouden tot dieren’, zegt Hans Hopster, die aan de Universiteit Wageningen jarenlang onderzoek uitvoerde naar het gedrag en de gezondheid van dieren. ‘Als je niet echt een band hebt met je konijn, dan zal je ook minder snel bereid zijn om veel moeite te stoppen in het welzijn van dat dier.’

Volgens Hopster moeten we anders gaan denken over dieren. ‘We moeten rekening houden met hun perspectief. En in plaats van huisdieren als soorten te beschouwen, moeten we ze zien als individu. Elk dier is uniek en heeft eigen behoeften. De ene kat kan het lastig hebben met sociale contacten, terwijl de andere er net van kan opfleuren.’

Tijdens de coronapandemie werd de band tussen mens en huisdier in veel huishoudens hechter. Ineens waren heel wat eigenaars de klok rond thuis, samen met hun kat of hond. Naarmate de maatregelen versoepelden en we de draad van ons oude leven weer oppikten, veranderde dat opnieuw. De Amerikaanse ecoloog en evolutiebioloog Marc Bekoff zag daar een nieuw probleem ontstaan. Vooral bij honden nam het risico op verlatingsangst toe.

Een hond die verlatingsangst ontwikkelt, ervaart een mix van angst en onzekerheid zodra de eigenaar het huis verlaat. Dat kan leiden tot ongewenst gedrag. Hij kan overdreven gaan blaffen, het interieur slopen of binnenshuis poepen. Met dat gedrag probeert de hond om te gaan met de onaangename situatie waarin hij zich op dat moment bevindt. Overmatig blaffen en gericht ontlasten zijn voor hem hulpmiddelen om de aandacht van de roedel te trekken, in de hoop dat er een snelle hereniging plaatsvindt.

Kat in de stad

Op sommige factoren hebben we minder vat, terwijl ze wel degelijk het welzijn van onze huisdieren kunnen bepalen. In 2019 verscheen een studie in het vakblad Psychology & Behavior waarin de auteurs wijzen op de mogelijk negatieve effecten van een stadsomgeving op huisdieren. De onderzoekers stelden vast dat lawaai, onbekende mensen en veranderingen in de omgeving grote stressfactoren kunnen zijn. Samen met andere risicofactoren als hitte, een gebrek aan beweging en zwaarlijvigheid vormen ze een gevaarlijke combinatie, die mogelijk uitmondt in hart- en vaatziekten.

Door de verstedelijking leven steeds meer katten binnenshuis. Buiten zijn is goed voor het lichamelijke en mentale welzijn van de dieren: daar kunnen ze jagen, zwerven, klimmen en hun territorium afbakenen. Maar sommige eigenaars moeten hun katten noodgedwongen binnenhouden. Of en hoe die dieren dan in hun natuurlijke behoeften kunnen voorzien, hangt opnieuw af van de eigenaar.

Een binnenkat heeft onder andere verhoogde rust- en schuilplekjes nodig, een krabpaal en speeltjes, groenvoorzieningen zoals kattenkruid, frisse lucht en de mogelijkheid tot sociaal contact. Die elementen stimuleren natuurlijk gedrag als krabben, klimmen en spelen – gedrag dat de kat anders mogelijk gaat uitoefenen op meubilair, gordijnen of andere ongewenste plaatsen.

Hoewel vaak gezegd wordt dat mensen onbezonnen een hond of kat in huis halen, ziet Hopster vooral problemen bij de aanschaf van kleinere huisdieren. ‘Ik denk dat hamsters, ratten en konijnen in huis veel vaker het gevolg zijn van een impulsieve beslissing. Je kan ze (te) makkelijk kopen.’

‘Als je voldoende kennis vergaart, tijd vrijmaakt en geld spendeert aan een huisdier en dat zijn hele leven lang doet, dan kan je elk dier op een verantwoorde manier houden. Zolang je weet wat het dier nodig heeft en je bereid bent om het dat te geven, dan is er geen probleem. Al geldt steeds: bezint eer ge begint.’

Wie zich wil inlezen over de aanschaf van een huisdier, kan terecht op huisdierinfo.be. De website van de Vlaamse overheid biedt informatie over voeding, huisvesting, verzorging en andere belangrijke aandachtspunten.

Dit artikel werd gepubliceerd op de website van EOS Wetenschap.

Wil je een huisdier aanschaffen? Bedenk dan dat je een levend wezen met specifieke behoeften in huis haalt. Stel jezelf daarom de juiste vragen voordat je een dier in huis haalt.

• Waarom wil je een huisdier? Voor het gezelschap of om structuur in je leven te brengen? Of eerder om het te kunnen observeren?

• Past een huisdier in jouw leven? Maak voor jezelf uit of je voldoende tijd en ruimte hebt, financiële middelen, tolerante buren …

• Weet je hoe je een huisdier verantwoord houdt? Lees je vooraf voldoende in, zodat je op de hoogte bent van de behoeftes en specifieke eigenschappen van een dier, maar ook van de kostprijs. Een huisdier kost meer dan zijn aanschafprijs. Houd rekening met voeding, consultaties bij de dierenarts, speelgoed …

• Waar koop je een dier? Ga bij voorkeur naar een erkende kweker of erkend asiel, waar mensen met kennis van zaken je kunnen adviseren. Koop een dier nooit online.

• Wie gaat het dier opvoeden? Vraag jezelf ook af wie zal instaan voor de dagelijkse verzorging en wie op je huisdier let als je op vakantie gaat. Wat als het dier ouder wordt?

• Aan welke wettelijke verplichtingen moet je voldoen? Ga na of het huisdier een paspoort moet hebben en gevaccineerd moet worden. Check ook even of je ermee naar het buitenland mag en welke regels daarvoor gelden.