Van Kabul tot Houthalen-Helchteren: op de vlucht voor de taliban

Anderhalf jaar geleden ontvluchtte Ali zijn thuisland Afghanistan. Na een helse tocht door de jungle, over de bergen, via Iran, Turkije en Hongarije, belandde de jonge Afghaan in het opvangcentrum van Houthalen-Helchteren. “Het was een bijzonder lange en zware beproeving”, vertelt hij. “Ik ben niet alleen mijn familie, mijn leven en bezittingen kwijt. Ook mijn identiteit heb ik in Afghanistan achtergelaten.”

Afghanistan blast: Kabul rocked by deadly explosions. Explosie op politieacademie en bij luchthaven Kabul, zeker 20 doden. Waves of Suicide Attacks Shake Kabul on Its Deadliest Day of 2015. Het zijn slechts enkele krantenkoppen die de impact van de aanslagen van 7 augustus 2015 illustreren. Die dag doodden drie bommen tientallen burgers. Ali werd door de overheid opgeroepen om de slachtoffers ter plekke te verzorgen. “In Afghanistan werkte ik als dokter in een overheidsziekenhuis. De meeste patiënten die ik verzorgde waren slachtoffers van terroristisch geweld: burgers, maar ook politieagenten en militairen. Toegegeven, de taliban zag potentieel in mij. Ik kon gewonde talibanleden verzorgen en was ook nog eens de geschikte persoon om bommen het overheidsziekenhuis binnen te smokkelen. Uiteraard weigerde ik elke medewerking, een beslissing waarvan de gevolgen snel duidelijk werden.”

Die bewuste 7 augustus 2015 probeerde Ali zoveel mogelijk mensen te helpen. “Alleen verliep alles anders dan gepland. De taliban wilde deze mensen dood. Terwijl ik druk bezig was om zoveel mogelijk mensenlevens te redden, stormde enkele talibanleden op me af. Ze sloegen me zo hard, tot ze dachten dat ik dood was. Het duurde twee maanden voordat ik weer min of meer functioneerde. In al die tijd wist ik niet hoe het met mijn vrouw en familie was, want ik kon op geen enkele manier met hen in contact komen.”

“Eens je op de zwarte lijst van de taliban staat, is er geen ontkomen meer aan”

Ali verbleef nog in het ziekenhuis, toen hij vernam dat zijn huis platgebrand was. “Ik wist dat er geen andere uitweg meer was dan te vluchten. Op enkele dagen tijd moest ik een smokkelaar zoeken, die me kon helpen om het ziekenhuis en het land te verlaten. Met een Afghaans paspoort kan je niet zomaar de grens oversteken, zeker niet wanneer je naam circuleert. Eens je op de zwarte lijst van de taliban staat, is er geen ontkomen meer aan. Het was een zware beslissing om te vluchten, ook omdat ik de enige kostwinner was voor een groot gezin. Maar ik kon geen kant meer op. En dan begint ook de argwaan. Wie is er lid van de taliban? Wie kan je nog vertrouwen?”

Op leven en dood 

Toch slaagde Ali erin om Afghanistan te verlaten. Hij ruilde de dreiging van de taliban voor een gevaarlijk avontuur in het onbekende. “Mijn tocht naar een sprankeltje hoop heb ik volledig via land afgelegd, door de jungle en via de bergen. Onderweg kreeg ik regelmatig het gezelschap van andere vluchtelingen. Het was een bijzonder lange en zware beproeving. Als arts wordt je soms geconfronteerd met de harde realiteit. Maar wat ik onderweg zag, tart elke verbeelding. De grens tussen Iran en Turkije staat in mijn geheugen gegrift als de plaats waar ik te veel botten en schedels, levenloze en vaak verminkte lichamen van vluchtelingen heb gezien.”

Eens aangekomen in Europa, maakte Ali kennis met de Hongaarse autoriteiten. “Ik dacht dat mijn trip erop zat, toen ik drie dagen vastzat in een Hongaarse gevangenis. De politie had me opgepakt, omdat ik illegaal in het land was. Ik had geen kracht meer om me op eender welke manier te verdedigen. Ik was gedehydrateerd en uitgehongerd. Uiteindelijk hebben ze me naar een noodopvangcentrum gebracht, waarna ik doorverwezen werd naar het opvangcentrum in Houthalen-Helchteren. Tot op vandaag prijs ik me gelukkig dat ik die helse tocht overleefd heb, ondanks dat honger en dorst me soms stevig parten speelden. Als vluchteling zit je constant in overlevingsmodus. Als je er dan in slaagt om enkele druppels water of een beetje voedsel te bemachtigen, dan bescherm je het op zulke momenten met alle krachten die nog restten.”

“Iedereen in het opvangcentrum worstelt wel met iets: trauma’s, depressies of andere psychische problemen”

In oktober 2015 arriveerde de jonge Afghaan in Limburg, waar hij meer dan een jaar als asielzoeker in het opvangcentrum van Houthalen-Helchteren verbleef. “Ik leefde er dag in dag uit met acht mensen in een kleine ruimte. Er was een raam dat af en toe wat zonlicht binnenliet. Van privacy was geen sprake. Iedereen in het opvangcentrum worstelde wel met iets: trauma’s, depressies of andere psychische problemen. Stel je voor dat je elke dag een te kleine kamer moet delen met zeven onbekenden, met elk hun problemen en achtergrond. Dan spreekt het voor zich dat er af en toe een opstootje ontstaat, niet? En net zulke zaken halen de media, zonder enige voetnoot of achtergrondinformatie.”

Toch probeerde Ali al die tijd positief te blijven en te helpen waar mogelijk. “Ik was een luisterend oor voor veel vluchtelingen. Ik probeerde hen te steunen en waar mogelijk te helpen. Voor de medewerkers van het Rode Kruis vertaalde ik wat mensen vertelden. Eén keer in de maand zetelde ik in het vluchtelingencomité, waar de toestand in het opvangcentrum besproken werd: klachten, problemen, werkpunten… Van zodra de mensen van het opvangcentrum me de toestemming gaven om Nederlandse lessen te volgen, zat ik dagelijks van 8 tot 17 uur op de schoolbanken. Omdat ik na een half jaar nog geen zicht had op werk, schreef ik me ook in voor Engelse en Franse lessen. België is nu eenmaal een drietalig land. Ik wil me zo goed mogelijk integreren.” Ali spreekt naast het Engels en het Nederlands maar liefst vijf talen: Urdu (de officiële taal van Pakistan), Pashto (een Indo-Iraanse taal die in Afghanistan en Pakistan gesproken wordt), Farsi (de officiële taal van Iran, Afghanistan en Tadzjikistan), Dari (een variatie op het Perzisch, voornamelijk gesproken in Afghanistan) en Arabisch.

Erkend vluchteling

Zo’n vier maanden geleden mocht Ali als erkend vluchteling het opvangcentrum verlaten. Nu hij een eigen appartement heeft, kan Ali eindelijk weer genieten van een beetje rust. Zijn kompanen van het opvangcentrum mist hij niet. “Ik heb geen tijd om ze te missen. Ze zijn altijd hier. Ze bellen me of komen onaangekondigd langs. Ze zijn er voor mij en ik ben er voor hen. Verder vul ik mijn dagen met fietstochtjes van Houthalen naar Overpelt, om te tolken in de plaatselijke psychiatrie-afdeling van het Mariaziekenhuis Noord-Limburg. Voor elke interventie krijg ik 15 euro. Eens mijn huur betaald is, blijft er nog zo’n 100 euro over om de maand door te komen.”

“Elke dag zoek ik werk. De mensen van het opvangcentrum en de VDAB helpen me hierbij. Door het vrijwilligerswerk in en buiten het centrum heb ik veel vrienden gemaakt. Ook zij helpen me in mijn zoektocht. Toch blijft het moeilijk om een geschikte job te vinden, hoewel ik van opleiding dokter ben. Maar dat kan ik niet bewijzen. Toen ik Afghanistan verliet, had ik amper iets op zak, laat staan dat ik mijn diploma bij had. De Afghaanse overheid mailen om documenten op te sturen, dat is ondenkbaar. In mijn thuisland weet ik niet wie ik nog kan vertrouwen. Ook de Belgische overheid kan me niet helpen. Ik ben niet alleen mijn familie, mijn leven en bezittingen kwijt. Ook mijn identiteit heb ik in Afghanistan achtergelaten.”

Ik kan alleen maar iedereen begroeten met een glimlach, in de hoop een warme reactie terug te krijgen

Door zijn inzet in de wijk en zijn zachtaardige persoonlijkheid kan Ali rekenen op de hulp van heel wat mensen in en rond Houthalen-Helchteren. Hoewel niet iedereen even opgezet is met zijn aanwezigheid. “Ik verwacht niets van niemand. Ik kan alleen maar iedereen begroeten met een glimlach, in de hoop een warme reactie terug te krijgen. Uiteraard zijn er momenten waarop je je gediscrimineerd voelt, maar dat laat ik gewoon aan me voorbijgaan. Als ik denk aan de omstandigheden waarin de mensen in mijn thuisland zich bevinden, dan mag ik zeker niet klagen.”

Na zijn aankomst in België, duurde het nog een hele tijd voordat Ali wist wat er met zijn familie gebeurd was. “Toen ik in het ziekenhuis lag en mijn huis platgebrand werd, wist mijn schoonvader zich een weg te banen naar mijn woonplaats, zo’n tien kilometer bij hem vandaan. Daar trof hij mijn vrouw aan, die samen met mijn ouders en jongere broertje hardhandig aangepakt was door leden van de taliban. Gelukkig kon mijn schoonvader hen allemaal onderdak bieden. Ik hoop dat ze nog steeds veilig zijn, want ik al maanden niets meer vernomen.”

Een tijdje geleden trok Ali zelf richting Afghanistan, in de hoop zijn familie te vinden. “Ik reisde een maand door Pakistan, waar ik vanop de bergen mijn thuisland kon zien. Maar verdergaan was geen optie. De fixer die me over de grens zou helpen, vertrouwde ik niet. Het is bijzonder frustrerend om zo dichtbij te zijn en dan op een muur te moeten botsen. Maar ik kon en wilde mezelf én mijn familie niet in gevaar brengen. Ondertussen probeer ik hier in België een comfortabel leven uit te bouwen, in de hoop dat ik op een dag mijn vrouw mag verwelkomen.”